maandag 4 april 2016

De vijf G's van de onderwijspsychologie en de aankondiging van een zesde

De psychologie heeft een dominante positie wanneer het gaat over verbetering van onderwijsprestaties. Bij een studiemiddag aan de universiteit voor docenten van het voortgezet onderwijs trad niet alleen een onderwijspsycholoog op, ook in de presentaties van de anderen stond de psychologie centraal. Da's logisch, zou Cruijff zeggen, en ik zeg dan weer: leerlingen zijn vaak tot meer in staat dan ze laten zien, zeker de leerlingen die afhaken bij een studie.

Als filosoof en docent vroeg ik me wel af of de fundamentele instabiliteit der menswetenschappen, waarover je het een en ander bij Foucault kunt lezen, niet terugkomt in de adviezen die ons worden gegeven.

Welnu, die komt zeker aan het licht wanneer wordt gefocust op gedrag en persoonlijkheid. De psycholoog fronste zijn wenkbrauwen toen andere inleiders de persoonlijkheid ter sprake brachten. Hij vreesde dat leerlingen al snel naar de factor persoonlijkheid wijzen wanneer hun wordt gewezen op fouten. 'Ik ben nu eenmaal slecht in wiskunde', zeggen ze dan, wat in feite onderdeel is van een vermijdingsstrategie.

Daartegenover lijkt het al gauw dat de duiding van gedrag, van uitspraken als gedrag en de duiding van gedrag als onbeholpen strategie, ons verder brengt. Gedrag is zichtbaar en veranderbaar. Je kunt het relateren aan oorzaken en gevolgen, en je vol overgave storten op de middelen die het verband ertussen stroomlijnen waardoor de middelen efficiënter worden ingezet. De vijf G's heet dat, gebeurtenis en gevolg, met daartussen dus gedrag, aangevuld met gedachten en gevoel.

De instabiliteit komt pas aan het licht wanneer we de schijnwerper richten op het individu dat zich van deze machine bedient, althans naar we denken. Dat individu wordt gedacht als bestuurder of regisseur en herwint de controle over de machine met hulp van de psycholoog. Precies op dit punt komen we terecht in een regressie in het oneindige. De psycholoog is de regisseur die het individu onder zijn regie brengt, en moet op zijn beurt worden geregisseerd etc. De regressie kan niet oneindig worden voortgezet en keert weer terug om leefbaar te blijven. Hoezeer het individu ook wordt geregisseerd, de psycholoog moet hem het idee geven dat dat individu zijn eigen regisseur is.

Om dit te demonstreren had de psycholoog een student uitgenodigd die moest vertellen hoe het leren bij hem werkte. Het werd een scène die sprekend leek op Meno, de bekende dialoog van Plato waarin een slaaf in staat blijkt tot het oplossen van een wiskundig probleem. Socrates is de vroedvrouw die alleen maar de juiste vragen hoeft te stellen. Maar de slaaf is ongeloofwaardig als regisseur van zijn waarheidsvinding. Hij doet niet veel meer dan Socrates napraten.

Zo functioneert de leermachine van de vijf G's uitstekend onder twee voorwaarden: als de student van nature al beschikt over het vermogen hem te besturen, of wanneer hij de regie overdoet aan de psycholoog. In beide gevallen wordt niet helder waardoor precies hij zelf de regisseur wordt van zijn leerproces.

De demonstratie kan dus zeer wel uitlopen op een ander doel, zelfs een tegengesteld doel, dan voorzien door de psycholoog. We zijn geen getuige van de wording van een leerling tot regisseur, maar van een aangeboren regisseurschap en een extern regisseurschap die aan de leerling als extern doel worden voorgehouden, als iets dat hij niet voor zichzelf is.

Wat betekent dit voor docenten die leerlingen willen voorbereiden op het wetenschappelijk onderwijs?

Ook bij hen zet de psychologische splitsing zich voort. De docent moet de plaats innemen van de psycholoog. Maar hoe briljanter en amusanter het voorbeeld van de psycholoog, hoe onmachtiger de docent zich voelt. Een onmacht die hij voortaan zal duiden als vermijdingsstrategie. Ook is mogelijk dat hij het voorbeeld wel kan imiteren. In dat geval wordt hij extern regisseur voor zijn leerlingen, en ontmaskert hij zichzelf als slechts een imitator, en zeker niet de autonome regisseur die hij zou moeten worden.

In volgende blogs zal ik aan de hand van de filosoof Agamben nadenken over de vraag of we rond zijn notie 'gebruik' (gebruik van het lichaam, van de wereld, van zichzelf) een alternatief kunnen ontwikkelen voor de onderwijspsychologie.

Vooruitlopend op mijn bevindingen stel ik vast dat de oerscène die ik vanmiddag meemaakte, de psycholoog die zijn student regisseerde als regisseur en zodoende zijn eigen project blokkeerde, aanzet tot een nieuwe lezing van de al genoemde dialoog Meno van Plato. Daarin is de leerling niet toevallig een slaaf. Spreken we van gebruik, zoals Agamben in navolging van Aristoteles, dan is op een of andere manier de slavernij in het spel. Slavernij is het 'gebruiken van het lichaam' en niet, niet primair, zoals wij zo vaak denken, een vorm van eigendom.

Op een bepaalde manier is in onderwijs dus slavernij in het spel. Niet in de zin van vervreemding, bijvoorbeeld van gebruikswaarde tot ruilwaarde, maar in de zin van gebruik, gebruik van zichzelf, van de wereld, van het lichaam.

Ik vraag dus nog even uw geduld, en beschouw dat maar als de zevende G.

http://imgc.allpostersimages.com/images/P-473-488-90/75/7545/THQB300Z/posters/john-flaxman-the-blind-tiresias-and-a-boy.jpg


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dit is geen provocatie

Filosofen zijn er om ons uit te dagen. Het resultaat is wel vaak dat ze aan de kant staan van de goedkope uitdagers, de fascisten. Ze dagen ...